woensdag 18 april 2012

Boer vindt Vrouwe

Op een zonnige dag, zo rond 1350 in de limburgse Peel, toog een boer naar zijn akker om het jonge vlas te wieden. Druk aan het werk hoorde hij een stem: "hier wil ik rusten". De boer keek op, maar zag niemand die dat gezegd zou kunnen hebben. Heden ten dage is zo'n voorval geen probleem. Een schizofrenietje onder de leden, even naar de psychiater voor een anti-psychoticum en dan komt het wel goed. In de 14de eeuw wist men dat echter nog niet. Maar goed ook, want even later stuitte de boer op een eikenhouten beeldje van moeder Maria met kindeke. Blij met de vondst keerde de boer huiswaarts waar hij de beeltenis een ereplaats gaf.
De volgende ochtend echter, na het ontwaken, bemerkte de vlasboer tot zijn schrik dat het beeldekijn was verdwenen. Boos en verdrietig ging hij naar buiten. Wat is er aan de hand? Een inbreker? Is de Madonna opgebracht wegens kopvoddentaxontduiking? Bij de vlasakker aangekomen hoorde de boer gelukkig weer dezelfde stem: "hier wil ik rusten". En op diezelfde plaats als daags tevoren hervond hij het sculptuurtje.
De pragmatische boer dacht aan het vlas dat niet bar wilde gedijen op de onvruchtbare zandgrond. Hij stelde de Vrouwe een dealtje voor: "als U zorgt dat mijn vlas het goed doet, bouw ik hier een kapelletje" en toog naar zijn woonstede.
Op de derde dag ontwaakte onze agrariƫr reeds voor het eerste ochtendkrieken met een opgewonden sinterklaasochtendgevoel. Zijn yoghurt amper gedigesteerd, spoedde hij zich naar de bouwakker, alwaar het vlas reeds in volle wasdom wuifde. Voorwaar, een wonder was geschied!
Zijn gelofte indachtig, wijdde de fortuinlijke landman zich aan de oprichting van een Mariakapel op de exacte vindplaats van het Lieve-Vrouwe-beeldje.
Het wonderbaarlijke verhaal deed uiteraard de rondte en zo werd Oostrum, waar deze historie zich afspeelde, een der oudste Mariabedevaartsplaatsen van Nederland. Het poppetje werd herdoopt tot, voluit: Onze Lieve Vrouwe van Oostrum, Behoudenis der Kranken, Troosteres der Bedrukten.
In de loop der eeuwen werd de nodige ver- en nieuwbouw rond het kapelletje gerealiseerd. Reeds in 1450 stichtte ridder Jan van Broeckhuysen, heer van Geijsteren een klooster dat eerst door augustijner kanunniken, later kanunnikessen werd betrokken. Het kapelletje vergroeide in iteratieve uitbereidingen tot de huidige parochiekerk van Oostrum. En in 1909 werden giften van bedevaartgangers, die op pelgrimage naar Straelen het oostrumse aandeden, voor het kruisgangveld "Trans Cedron" aangewend.

Kortom, wanneer men zich rekenschap geeft van deze exquisiet inspirerende omgeving waarin zij opgroeien, behoeft geeneen zich te verwonderen dat de oostrummers sinds mensenheugenis als schier onverslaanbaar gelden bij Wordfeud.